Het ‘machtige hoopje’, het verbond tussen de Russische componisten Balakirev, Borodin, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov, had het niet zo op kamermuziek, zo stellen de liner notes bij een cd, gewijd aan het beetje kamermuziek dat Alexander Borodin achterliet. Het is waar: kamermuziek was niet favoriet. En het is ook meteen jammer, want het Australische Goldner String Quartet brengt met het Pianokwintet in c en het Strijkkwartet in D twee prachtwerken van Borodin, die veel meer aandacht verdienen dan ze nu krijgen. Mooi is ook dat het een werk betreft van een jongere Borodin en een van de rijpere Rus. Het Strijkkwartet uit 1881 is veel Russischer, veel meer Borodin dan het soms mozartiaans lichte Pianokwintet uit 1862. Het Goldner String Quartet behandelt beide werken met veel respect en speelplezier en dat biedt veel luistergenot. Het interessantste aan deze cd is het werk dat het kwintet en het kwartet van elkaar scheidt, een cellosonate uit 1860 met een aan Bach gerelateerd hoofdthema. Een lang vergeten werk dat in 1982 door Mikhail Goldstein gereconstrueerd werd. Goldstein baarde al eens opzien met een gefingeerde symfonie van een dito componist, maar over deze reconstructie bestaat geen twijfel: vintage Borodin.